-
1 grens
1 〈rand; staatsgrens〉 border; 〈rand; scheidingslijn〉 boundary; 〈 limiet〉 limit ⇒ 〈 perken ook〉 bounds 〈 meervoud〉♦voorbeelden:de Duitse grens • the German border〈 figuurlijk〉 er zijn grenzen! • there is a limit!aan de grens • at the border〈 figuurlijk〉 binnen de grenzen van zijn mogelijkheden blijven • keep within the limits of one's capabilitiesiemand over de grenzen/de grens zetten • deport someonede grens tussen Nederland en Duitsland • The Dutch-German border/frontier
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский